Historie

 

Vanaf het moment dat we de eerste hand gingen leggen aan ons plaatselijke heemkundig archief beschikken we over een bundel stencils uit de jaren zestig. De bundel van ruim 40 bladen is voorzien van een handgeschreven voorblad, dd 4 December, door pater Rup v.d. Valk o.f.m. (Prefect). Hij vermeldt daarop, dat de “Geschiedenis van de stad Megen” is geschreven door pater Electus Basse o.f.m., leraar aan het gymnasium St. Antonius te Megen, en deze artikelge¬wijs geplaatst heeft in de courant “De stad Megen”. Louis Carpay, oud-student te Oss heeft deze artikeltjes uitgeknipt en bewaard. In 1928 zijn ze overgeschreven door pater Gorgonius Verbeek o.f.m., eveneens leraar aan het gymnasium en door de Franciscanen in Megen gearchiveerd. Het pak met stencils heeft ons weer bereikt als onderdeel van de erfenis van de gemeente Megen, c.a. toen deze in december 1993 werd opgeheven. Het geheel is een copie op het ouderwetse “folioformaat”. “De stad Megen” werd in de boek- en courantendrukkerij van Jac. Aalbers in Megen gedrukt. Het was -zeker in die tijd- een volwaardig blad met minstens 4 pagina’s op bijna het formaat van de huidige krant. Het verscheen in de jaren 1892 tot 1897 uitsluitend in Megen. Om de sfeer en toonzetting aan U over te dragen hebben we de tekst, die ruim 100 jaar geleden is vastgelegd, letterlijk overgenomen. De zinswendingen – hoe ingewikkeld dan ook – en de spelling zijn in de oorspronkelijke versie een uitdaging voor iedere lezer. Wij hebben de vrijheid genomen de voetnoten, in afwijking van het typwerk van Pater Gorgonius, “cursief” af te drukken onmiddellijk na de zin waarop de voetnoot betrekking heeft. Hier en daar hadden wij commentaar willen geven bij de opvattingen van Pater Electus, maar we hebben ons in kunnen houden. De originele tekst loopt onafgebroken door, zodat we naar eigen inzicht scheidslijnen moeten trekken. We proberen telkens een afgerond geheel voor U samen te stellen. In de eerste aflevering hebben we het tijdperk tot aan de invoering van de stadsrechten (1357) als geheel ge-nomen. In deel 2 zijn we begonnen met de “Gelderschen Oorlog” die over een periode van ruim dertig jaar duurde en afgesloten werd met de vrede van Gorinchem in 1528. In deel 3 hebben we u geïnformeerd over de meest beroemde Graaf Karel de Brimeu tot op het moment dat hij zich van de Prins Willem van Oranje afscheidde. Vanaf dat moment stond Karel aan de zijde van de Spanjaarden. In deel 4 zijn we begonnen in 1565 en vernemen hoe graaf Karel de Brimeu trouw zweert aan de koning van Spanje terwijl groepen calvinisten in opstand komen. We vervolgen met deel 5. We hopen U een plezier te doen met deze heruitgave van een visie op de geschiedenis van de Stad Megen, die zelf inmiddels tot historie geworden is. —————————- “DE STAD MEGEN” (DEEL 5) In het begin van 1567 waren de Calvinisten reeds in verscheidene belangryke plaatsen van ons land meester. Zoo o.a. te ’s Hertogenbosch. De zending van een paar heeren, door de land-voogdes daarheen afgevaardigd om de rust, die door den beeldenstorm geweldig was geschokt, te herstellen, haalde niets uit; het consistorie, met predikant Agyleus aan het hoofd, bleef den toestand beheerschen, zoodat Margaretha, ten einde raad, aan Karel de Brimeu last gaf om garni-zoen in de stad te brengen. De graaf, die toen juist te Vucht was gelegerd, verlangde niets vuriger dan dit bevel na te komen en de stad voor Spanje’s koning te behouden. Om des te beter zyn doel te kunnen be-reiken, deelde hy zyne plannen mede aan een vrouwspersoon, waarmede hy minder loffelyke gemeeschap onderhield en waarvan hy zich trachtte te bedienen om zyn zaak in de stad te behar-tigen en zyn doel te helpen bevorderen. Door deze vrouw dus kwam het bericht van de voor-genomen bezetting in de stad. Maar dit gaf tevens het sein tot den opstand. Want zoomin als op andere plaatsen, waren Karel’s soldaten gezien en geacht in ’s Hertogenbosch, dewyl men hunne buitengewone roof en plunderzucht maar al te goed kende. Daarenboven koesterden de Bosschenaren een onverzoenlyken haat tegen den graaf van Megen zelven, met wien zy gedurig over heerlyke rechten in twist waren. Dit alles gaf den Calvinisten gereede gelegenheid om het volk tot oproer te brengen. Door allerelei valsche geruchten misleid en tot opgewondenheid ge-bracht, gaf het eindelyk het bevel, over de stad, in handen van zekeren Van Bombergen, die door Brederode derwaarts gezonden was. Deze verzamelde ongeveer 800 soldaten, plaatste het ge-schut op de wallen en liet dit op Megens troepen richten. Toen de graaf zag, dat zyn aanslag verydeld was, keerde hy ’s Hertogenbosch den rug toe en trok op Utrecht, welke stad hy op last der landvoogdes bezette (2 Februari 1567). Van uit deze stad kon hy gevoegelijk bystand ver-leenen aan het insgelyks bedreigde Amsterdam; zoodat Margaretha dan ook der stadsregeering aanschreef hulp en bescherming by Karel de Brimeu te gaan zoeken, wanneer men Brederode niet uit de stad kon verwyderen. Zelfs schynt de toenmalige burgemeester van Amsterdam, Joost Buik, van plan geweest te zyn om Megen met zyn manschappen binnen de stad te laten. Het stout optreden der nieuwgezinden echter, alsook de sluwheid van Oranje, maakten, dat de stad weldra geheel in de macht der Calvinisten geraakte. Aldus hadden zich allengs de protestanten van verschillende belangryke steden in de Neder-landen meester gemaakt. Maar het zy tot eer der landvoogdes en harer stadhouders gezegd, zy deden hun best om den opstand te onderdrukken en nog in hetzelfde jaar waren de meeste ge-westen wederom onder ’s konings gehoorzaamheid teruggebracht. De graaf van Megen onder-wierp, voordat hy Utrecht bezette, Gelderland; de steden Bommel, Elburg en ook Harderwyk moesten zich eene verovering met al hare gevolgen laten welgevallen.- Philips van St. Aldegonde, heer van Noircarmes, onderwierp achtereenvolgensValenciennes, Maastricht en ’s Bosch; te Geertruidenberg scheepte hy zich in naar Holland. De graaf van Megen begaf zich by het vernemen van die tyding terstond op marsch om zich met hem te vereenigen en gezamenlyk “den grooten geus”, Hendrik van Brederode, te bestryden. Dit deden zy met buitengewoon suc-ces. By de nadering van Noircarmes wed Bredrode gedwongen den 25 April 1567 Amsterdam, waar hy zich had staande gehouden, te verlaten, en den 9 Mei d.v. deed Noircarmes er zyn in-tocht.- Karel de Brimeu had zich met zyn regiment en drie vendels gelegerd te Vreeswyk aan de Vaart. Daar bracht hy een gevoelige nederlaag toe aan de bezetting van Vianen (een gedeel van Bredero’s troepen), die na diens vertrek een goed heenkomen zocht en door het leger van Megen trachtte heen te slaan. De protestantsche aanvoerder, Jan van Rensse, werd gevangen genomen en later te Utrecht op bevel van Megens graaf onthalsd. Daarop achtervolgde Karel van Brimeu met zyn soldaten het overig gedeelte van Brederode’s leger, dat onder aanvoering van Gysbrecht en Diederik van Batenburg de wyk genomen had naar Hoorn, na onderweg het Karthuizerkloos-ter buiten Amsterdam en de Abdy van Egmond geplunderd te hebben. Karel liet het Hoornsche havenhoofd met veertien schepen blokkeeren om te beletten dat zy over zee zich verwyderden. De bende der Batenburgers, buiten de poorten gelegerd wilde nu de stad aanvallen, doch de inwoners openden de sluizen en verjoegen haar door het water. De muiters namen de vlucht naar Medemblik; een gedeel hunner wist zich op schepen te redden, anderen werden gegrepen, door Karel gevonnist en opgehangen. De graaf van Megen keerde naar Utrecht terug, welke stad hy den 28 Juni voor goed verliet. By zyn vertrek bood de burgery hem twee zilverenvergulde koppen aan, en in elke kop duizend gul-den voor de diensten, welke hy den lande van Utrecht bewezen had. Inmiddels had koning Philips van besloten de vrouwelyke landvoogdy hier te lande af te schaf-fen. Zyn keus viel op Ferdinand Alvarez de Toledo, hertog van Alva. Het ligt niet in ons plan ook maar enigszins uit te weiden over dezen man, die nooit de sympathie van iemand, noch van Katholieken, noch van Protestanten, verwierf. genoeg zy het te zeggen, dat deze Spaansche señor, na den 18 Augustus door den graaf van Megen begroet te zyn te Jodogne, en na een paar samenkomsten met Margaretha gehouden te hebben, deze op zyde schoof, en zelf, over-eenkomstig zyn instructies, ging handelen. Hy liet schuldigen en verdachten, waaronder vele groote heeren, gevangen nemen, stelde een gerechtshof in, de raad van beroerte, door het volk bloedraad geheeten en liet in een paar maanden tyds eenige duizenden personen ter dood brengen. “Maar”, zegt Nuyens (Nederl. Ber. II.I.hoofdst.3)”terwyl de schavotten te Brussel en in schier alle steden des ryks rookten van het bloed der veroordeelden, voedde de kryg insgelyks den nederlandschen bodem met het bloed van landzaat en van vreemdeling. Terwyl Alva moordde door middel van zyn rechtbanken in naam der menschelyke gerechtigheid, moordden Lodewyk van Nassau en Oranje op het oorlogsveld in naam eener zogenaamde bevryding”. Het is meer voorgekomen dat de aanleggers van omwentelingen en burgertwisten, die als bal-lingen ihet vaderland moesten verlaten, dit gewapenderhand poogden te herwinnen. Ook Willem van Oranje en zyn broeder Lodewyk van Nassau hadden in Duitschland eenige hondereden soldaten geworven, waarmede de laatste inval in Groningen deed. De stadhouder van Groningen, Aremberg, die zich op dat oogenblik te Brussel bevond, snelde onmiddelyk naar het noorden des lands om het gevaar af te wenden. Onze graaf ontving bevel van Alva om Aremberg op den voet te volgen en met zyne troepen te ondersteunen. Den 7 Mei 1568 hadden de beide stadhouders eene samenkomst te Arnhem, alwaar zy over de te nemen maatregelen beraadslaagden. Lodewyks leger was weldra tot ruim 6000 man versterkt; toch moest hy in een eerste treffen met Aremberg’s soldaten, die, ofschoon minder in aantal, meer beproefd waren, het onderspit delven. Doch twee dagen later, den 24 Mei bracht hy Arem-berg by Heiligerlee een gevoelige nederlaag toe. De stadhouder zelf sneuvelde. De oorzaak hier-van was de onbesuisdheid waarmede Aremberg’s soldaten den aanval begonnen; zy zakten in een moeras en werden hier gemakkelyk door den vyand gedood. Ook is het onzeker of Aremberg wel de nederlaag geleden zou hebben, indien hy de aankomst van den graaf van Megen had afgewacht. Den 22 Mei was deze reeds by Coevorden; den 23sten zond hy zynen vriend de tyding, dat hy meende die avond nog by hem te kunnen zyn. Maar hy kwam te laat. De overwinnaars waren nog bezig de vluchtelingen te achtervolgen, toen zy de trompetten van Megen’s leger hoorden. Gaarne had Karel de Brimeu de opstandelingen aangevallen hebben, doch de voorzichtigheid verbood hem dit; hy mocht zyne door den tocht afgematte soldaten niet stellen tegenover vyanden, die nog dronken waren van de roes der overwinning. Nu kon hy slechts de vluchtelingen rondom zich verzamelen, en kampeerde dien nacht te Zuidbroek. Den volgenden dag rukte hy in alleryl op naar Groningen en bezette de stad. Lodewyk van Nassau kwam hem hierzeer spoedig belegeren. Daar deze wel inzag, dat de stad te goed verdedigd was, en dat hy op den duur door het afpersen der plattelandbewoners niet in de behoeften zyns legers zou kunnen voorzien; te meer daar ook zyn broer Willem er by hem op aandrong zich liever van een ander minder sterke stad meester te maken, beproefde Lodewyk, of hy Groningen niet langs eenen anderen weg zou kunnen bemachtigen. Hy meende Megen voor zich te winnen. Onder dagteekening van den 25en Juni schreef hy den graaf een brief , waarin hy hem smeekte toch niet tegen zyn eigen vaderland te stryden, en de heerschzucht van vreemden te ondersteunen. Maar Megen was te edel van aard dan dat hy zich zou verlagen de rol eens verraders te spelen. Hy liet Lodewyk berichten, dat hy hem niet kon antwoorden, maar zyn brief naar ALva zou opzenden, wat hy dan ook deed. Voetnoot:”Men weet”,zegt Nyhoff,”hoe Lodewyk, maar vruchteloos den graaf van Megen zocht te belezen: want Megen betoonde zich, by het langzamerhand veldwinnen der Hervorming in Gelderland, een yverig Roomschgezinde schoon men zyne bedoelingen ten deze wel eens miskend heeft. By een uitval werd Megen zwaar gewond, waarvan hy nimmer geheel herstelde. Laatsgenoemde bereidde zich intusschen ten oorlog. Hy gelastte den graaf van Megen om volstrekt niet anvallenderwys te werk te gaan, of het moest met groot voordeel kunnen geschied-en en met zekere kans van te zullen overwinnen: hy beloofde hem hulp te zullen zenden. Alva liet zyn legerscharen te Deventer byeentrekken, kwam den 10en Juli zich zelf aan het hoofd plaatsen en was den 15d.v. tot by Groningen genaderd, waar hy tot zyn spyt vernam, dat de vyand daags te voren zyn positiën verlaten had. Nadat zyn troepen met die van den Graaf van Megen vereenigd waren, begonnen beide aanvoerders terstond den wykenden Lodewyk te achtervolgen en brachten hemden 21en Juli 1568 by Jemgum, in Oost-Vriesland een geduchte nederlaag toe, zoodat de nederlaag van Heiligerlee schitterend gewroken werd. In plaats van den gesneuvelden Aremberg, benoemde Alva den graaf van Megen tot stadhouder an Groningen, Vriesland, Drente Overysel en Lingen. Sinds dezen tyd schynt de graaf van Megen zich te Zwolle opgehouden te hebben. Van uit dezen stad bestierde hy de hem toevertrouwde gewesten met evenveel beleid als voorzichtigheid. In het jaar 1569 gewerd hem van de hooge regeering een bevelschrift, waarby hem gelast werd om de Joden, die zich uit Spanje en Portugal in de Nederlanden kwamen vestigen, met hunne goederen, onder behoorlyke inventarism aan te houden, zoolang hem oorbaar zoude toeschynen. Herhaalde malen was dezen nieuwen Kerstenen (d.i Christenen, gelyk zy zich noemden) het verblyf alhier ten strengste ontzegd, niet alleen om de eenheid des geloofs in deze streken te behouden, maar vooral omdat zy hun haat tegen Philips en zyne staatslieden naar hier over-brachten, waarom zy dan ook met open armen hier te lande ontvangen werden. Wy maken juist daarom gewag van dit bevelschrift, omdat wy aan het hoofd daarvan de titels des graven vermeld vinden, welke wy om der curiositeits wille nogmaals hier overschryven: Karel van Brimeu, Grave van Megen, Vryheer to Humbercourt, Heer toe Housdaing ende Esperlacq, Ritter van der Orden des Gulden Vliese, und C.Mats.Stadsholder und Capitein Generael over den Furstendom Gelre, Graefschap Zutphen, Vrieslandt, Overyssel, Groeningen, Lingen, enz”. De geschiedschryver Strada zegt nog van hem, dat hy in1571 na een vreeselyken watersnood te Leeuwarden een met zyn naam voorzien monument liet oprichten, dat nog heden onder den naam Steenen Man bekend staat.

 
 

“Geschiedenis van de stad Megen”

Bij de herindeling, welke op 1 januari 1994 een feit werd, besliste de gemeenteraad van de toen ontstane gemeente Oss op 28 januari 1994, dat deze vlag de vlag van Megen, Haren en Macharen zou blijven. drs. Gerard H.J. Ulijn RECHTSTREEKS UIT ONS ARCHIEF.